Antistoffen bij donors: meting november

Het percentage bloeddonors dat antistoffen tegen COVID-19 heeft, blijft stijgen. De laatste meting van Sanquin geeft aan dat het landelijk gemiddelde is gestegen naar 8,1%, met lokaal maximaal 10% prevalentie.

Wekelijks onderzoekt Sanquins Vinger aan de Pols studie (VAP) een steekproef van ongeveer 2.000 plasmadonors op antistoffen, in aanvulling op het onderzoek dat het RIVM naar antistoffen doet.

Het meten van antistoffen bij donors geeft inzicht in de verspreiding van COVID-19 over Nederland. Wel zit er een kleine vertraging in, omdat donors 2 weken klachtenvrij moeten zijn, voordat zij kunnen doneren. Dat maakt dat deze getallen minimaal 2 weken achterlopen op metingen van actieve infectie.

Onderstaand overzicht geeft de verdeling van de aangetroffen antistoffen over Nederland. Gedurende de zomermaanden bleef het percentage tussen de 4% en 5%, die zijn in dit overzicht weggelaten.

klik op de afbeelding voor groter

Deze antistofmeting blijft de tweede coronagolf in Nederland bevestigen. Het verschil tussen noordelijke en zuidelijke provincies in Nederland wordt kleiner. 

Binnen de VAP-studie is een toename van de vroege antistoffen meetbaar, dat geeft aan dat er meer recente infecties worden aangetroffen. In het algemeen genomen duurt het maanden voordat aanwezige antistoffen afnemen. Gelet op het gegeven dat de eerste coronagolf in maart was, is de kans zeer klein dat een donor nu geen meetbare hoeveelheden antistoffen meer heeft.

Sanquin deelt deze data continu en in meer detail met het RIVM om te gebruiken voor de landelijke monitoring/modellering en overheidsbeleid.

Lees hier meer informatie over het VAP-onderzoek en hoe donors bijdragen in de strijd tegen COVID-19.

26 november 2020